Website voor fenomenologie van de natuur
Willem de Vletter, Guus van der Bie en Gert Adema publiceerden bij Fenomenologie naar School het boek Levende evolutie. Zij gaan in op de vraag wat we eigenlijk doen als we opgroeiende kinderen vertrouwd maken met de gedachte dat we toevallige chemische producten zijn, voortgekomen uit een blinde ratrace van survival of the fittest. Tot wat voor gedrag nodigt dat uit? Pakken wat je pakken kan, anders doet iemand anders het! Of zoals de Amerikaanse liedjesschrijver Cole Porter het uitdrukte: "We are mammals, let's misbehave!"
Kunnen we de nieuwe generatie het DNA-gestuurde evolutiebeeld nog wel voorhouden? Met de nieuwste wetenschappelijke inzichten in evolutionaire processen en DNA is een mens- en wereldbeeld mogelijk dat ruimte geeft aan levenskracht, aan dierlijke soort-eigenheid en aan menselijke menselijkheid. De rol van DNA wordt daarbij radicaal gewijzigd van motor tot rem, van initiator tot geheugen.
In onderstaand overzicht vind je de inhoudsopgave. In deel 1 gaat Willem de Vletter in op de kloof tussen het neo-darwinisme en de dagelijkse logica. Zie hiervoor ook bovenstaand schema. Al werkend met DNA, epigenetica, gedrag en symbolen overbrugt hij de kloof. In deel 2 werkt Guus van der Bie het verschil uit tussen mens en dier. De mens als zoogdier is sterk verankerd in onze cultuur. Zijn thema is: Is de mens ‘mens’ of is de mens ‘dier’? Hij laat een aantal frappante fenomenen zien die ons aan het denken zetten.
Het boek Levende evolutie telt 103 pagina's en kost 19,95 euro. Het is te bestellen bij de bookshop van Via Libra: info@via-libra.be
Bij fenomenologie zoeken we steeds naar de drijvende kracht achter de verschijning. We verbinden ons zo intensief en onbevangen met het waarneembare, opdat het zich gaat uitspreken: het wezenlijke openbaart zich.
Binnen de biologie als wetenschap hebben we echter te maken met een manier van denken die zo diep is ingesleten dat het moeilijk is om vrij te blijven tijdens het waarnemen.
Het centrale dogma
In het huidig biologisch denken speelt het centrale dogma, in 1958 geformuleerd, een belangrijke rol: DNA vormt eiwitten en niet andersom. Dus: eiwitten hebben geen invloed op het DNA.
Hoewel deze uitspraak waarschijnlijk juist is, is er een misvatting uit voortgekomen. Namelijk dat DNA de motor zou zijn van celprocessen en van evolutionaire ontwikkelingen. Beiden zijn onjuist.
Binnen de cel geldt dat de cel het DNA naar behoefte afleest. Kort gezegd: het orgaanstelsel staat in dienst van het organisme, het orgaan staat in dienst van het orgaanstelsel, het weefsel staat in dienst van het orgaan, de cel staat in dienst van het weefsel, het DNA staat in dienst van de cel. En niet andersom!
Voor evolutionaire ontwikkeling geldt het zelfde. DNA is niet de motor maar het eindpunt. Het slot op de deur. Allerlei krachten spelen een rol in de evolutionaire ontwikkeling van soorten. Zoals licht, water, zwaartekracht, warmte. Ook beïnvloeden organismen elkaar onderling. Dat zijn de externe krachten.
Jablonka noemt het niet, maar haar manier van kijken biedt ruimte voor wat wij binnen de fenomenologie het wezen van de soort noemen: de werkzame scheppende kracht van binnenuit.
Deze krachten (van buitenaf en van binnenuit) spelen een voortdurend en complex spel dat in de loop van generaties effect sorteert. In die zin dat het resultaat van de wisselwerking uiteindelijk in het DNA wordt vastgelegd. Eerst epigenetisch en op den duur, bij volharding, ook genetisch. Daarmee heeft DNA een belangrijke rol als ‘geheugen’ van de soort.
Het DNA is dus geen motor maar eindpunt.
Hedendaags onderzoek
Eva Jablonka onderzoekt de mechanismen van DNA-vorming tot in detail. Zij komt tot een vierdimensionaal landschap van overerving waarbij vaste en beweeglijke elementen een rol spelen. Daarbinnen kunnen we hiërarchie onderscheiden:
Hoge orde (symbolen): doelgericht, zingevend, complex, toekomstgericht, bewust. Richtinggevend.
Lage orde (DNA): toevallig, traag, stoffelijk. Volgend.
Door de mechanismen te ontrafelen kunnen we ons bevrijden van denkreflexen die ons belemmeren bij het onbevangen fenomenologisch waarnemen.
Voorbeeld 1:
Tijgerslang in Australië.
Flexibiliteit komt tot uiting bij verandering van milieu. Grotere prooien > grotere kaken
Oude populatie, na 9000 jaar, grote kaken genetisch vastgelegd. Slot op de deur.
Voorbeeld 2:
Eerste taalontwikkeling mensheid. Taal nog ongedifferentieerd. “En er waren mensen die meer beleefden dan ze konden uitdrukken.”
Na verloop van tijd zijn allerlei vaardigheden genetisch vastgelegd: grammaticale basis, strottenhoofd, centrum van Broca en centrum van Wenicke. Is bijna instinct (weinig oefening nodig om vaardigheid te beheersen
Omgevingsfactoren, cultuur en inwendige drijfveren zijn de paarden die de genetische kar trekken. DNA is volgend.
Lang geleden leefde er een koning die beroemd was om zijn wijsheid. Na de lunch laat hij elke dag een schaal naar zich brengen. Niemand weet wat erin zit en na een tijd wordt de dienaar zo nieuwsgierig dat hij de schaal meeneemt naar zijn kamer. Hij kijkt onder het deksel en ziet een witte slang en proeft hiervan. Zodra het zijn tong raakt, hoort hij stemmetjes en vreemd gefluister bij het raam. Hij merkt dat het de mussen zijn en ziet in dat hij nu de taal van de dieren kan verstaan.
De koningin is diezelfde dag haar mooiste ring verloren en de verdenking valt op de dienaar. Als de dienaar de dief de volgende dag niet bij de koning brengt, zal hij zelf terechtgesteld worden. In de tuin ziet de dienaar eenden bij een stromend beekje, ze praten over een ingeslikte ring.
De dienaar pakt de eend en laat de kok het dier slachten, waarna de ring gevonden wordt. De koning wil zijn onrechtvaardigheid goedmaken en belooft zijn dienaar de hoogste erebaan aan het hof. Maar dit wordt afgeslagen en de dienaar vraagt een paard en reisgeld, want hij wil de wereld zien. Bij een vijver ziet de dienaar drie vissen die verstrikt zijn in een net, hij bevrijdt de dieren en ze beloven hem deze goede daad terug te betalen. Dan ziet de dienaar een mierenkoning en laat zijn paard omlopen, waarna ook de mierenkoning hem bedankt. De dienaar ziet een ravenpaar de kinderen het nest uit jagen en de man doodt zijn paard en laat de jonge raven ervan eten. De man loopt door en komt bij een grote stad waar hij hoort dat de koningsdochter een man zoekt. Er moet een levensgevaarlijke opdracht worden volbracht, voordat het huwelijk plaats kan vinden.
Een gouden ring wordt in de zee gegooid en de man moet deze opduiken. De drie vissen komen aangezwommen en in een schelp brengen ze de man de gouden ring. De man brengt de ring naar de koning, maar als de koningsdochter hoort dat hij van lagere komaf is moet hij nog een opdracht uitvoeren. Ze gooit tien zakken gierst in de tuin en hij moet elke korrel oprapen voor zonsopgang. De volgende ochtend blijkt al het gierst in de zakken te zitten, de mierenkoning heeft zijn volk 's nachts aan het werk gezet. Maar opnieuw eist de koningsdochter dat er een nieuwe proef zal moeten worden uitgevoerd en ze laat de man een appel van de boom des levens zoeken. De man gaat op weg en loopt door drie koninkrijken, waarna hij uitrust onder een boom. Dan valt er een gouden appel in zijn hand en drie raven vliegen naar hem toe. Ze zijn naar het einde van de wereld gevlogen omdat hij hen van de hongerdood heeft gered en de man brengt de appel naar de koningsdochter. Ze eten hem samen op en het hart van de koningsdochter wordt gevuld met liefde, waarna ze gelukkig een hoge leeftijd bereiken.